
Jurisprudentie
BB6333
Datum uitspraak2007-10-24
Datum gepubliceerd2007-10-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200701520/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200701520/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 15 maart 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders Oost Gelre (hierna: het college) appellant gelast een grote schuur op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente [plaats], sectie […], nummer […], die dient ter vervanging van een voordien ter plaatse aanwezige schuur, binnen acht dagen na verzending van dit besluit te verwijderen, onder oplegging van een dwangsom van € 2.500,00 per dag dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 200.000,00.
Uitspraak
200701520/1.
Datum uitspraak: 24 oktober 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in de zaken nos. AWB 06/2663 en 06/2664 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen van 30 januari 2007 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders Oost Gelre.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 maart 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders Oost Gelre (hierna: het college) appellant gelast een grote schuur op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente [plaats], sectie […], nummer […], die dient ter vervanging van een voordien ter plaatse aanwezige schuur, binnen acht dagen na verzending van dit besluit te verwijderen, onder oplegging van een dwangsom van € 2.500,00 per dag dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 200.000,00.
Bij besluit van 14 juni 2006 heeft het college geweigerd voor de hiervoor bedoelde schuur een reguliere bouwvergunning te verlenen.
Bij besluit van 6 november 2006 heeft het college de door appellant tegen deze besluiten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 januari 2007, verzonden op 31 januari 2007, heeft de voorzieningenrechter rechtbank Zutphen (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 1 maart 2007, bij de Raad van State ingekomen op 1 maart 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 26 maart 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 14 mei 2007 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 oktober 2007, waar appellant, in persoon en bijgestaan door mr. W. Kattouw, en het college, vertegenwoordigd door M.H.J. Reintjes, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling stelt vast dat het geschil is beperkt tot de weigering om ten behoeve van het betrokken bouwplan een vrijstelling op grond van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) te verlenen.
2.2. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO kan de gemeenteraad, behoudens het gestelde in het tweede en derde lid, ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben.
2.3. Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan in strijd is met het Streekplan Gelderland 2005. Hij voert aan dat, na verwezenlijking van het aanbod van appellant het gastenverblijf te verwijderen, de bebouwing ter plaatse in oppervlakte zal afnemen, zodat het bouwplan niet in strijd is met een van de hoofddoelstellingen van het streekplan.
2.4. Dit betoog faalt. Zoals de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen is het hoofddoel van het in het streekplan neergelegde ruimtelijk beleid voor de ecologische hoofdstructuur het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurlijke cultuurlandschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere ruimtelijke waarden en kenmerken. Een bestemmingsplanwijziging zal niet mogelijk zijn indien daarmee deze waarden of kenmerken significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn, er sprake is van redenen van groot openbaar belang en er voorzieningen worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt door mitigerende maatregelen. De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen dat hetgeen appellant heeft aangevoerd niet kan worden aangemerkt als omstandigheden waaronder een aantasting van het betrokken gebied gerechtvaardigd is nu de in geschil zijnde schuur geen groot openbaar belang dient. Dat appellant heeft aangevoerd dat, wanneer hij een ter plaatse aanwezig gastenverblijf sloopt, van een uitbreiding van de bebouwing geen sprake zal zijn, doet hieraan niet af. Als gevolg van het reeds eerder slopen van ter plaatse aanwezige bebouwing zijn, gelet op de van het bestemmingsplan deel uitmakende overgangsbepalingen, de bebouwingsmogelijkheden immers afgenomen, zodat ook na sloop van het gastenverblijf sprake zal zijn van een uitbreiding van de bebouwing. Deze sloop zal de aantasting van de ecologische hoofdstructuur door het in geschil zijnde bouwplan niet ongedaan maken. Nu het bouwplan derhalve in strijd moet worden geacht met het Streekplan Gelderland 2005, is de voorzieningenrechter terecht tot het oordeel gekomen dat het bouwplan een goede ruimtelijke onderbouwing ontbeert en het college daarvoor aan gedeputeerde staten geen verklaring van geen bezwaar behoefde te vragen.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Groenendijk
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2007
164.